Viburnum tinus-
Muskuskruidfamilie - Adoxaceae; voorheen Kamperfoelifamilie - Caprifoliaceae
Bijenplant, drachtplant, hommelplant, vlinderplant
Een groenblijvend heester
Bloeiperiode: oktober- april
Bloem: wit tot lichtroze, bloeiwijze een bijscherm; knopen roze of roze aangelopen
Blad: leerachtig
Vrucht: bes donkerblauw/staalblauw
Hoogte: tot 3,0 m
 
 
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochthoudende, matig voedselrijke humushoudende bodems; zon-tb; Is tamelijk winterhard (tot ruim -10°C), maar gevoelig voor langdurige harde wind bij matige tot strenge vorst.
Herkomst: Mediterraan gebied.
Toepassing: tuinen, kan als solitair in combinatie met andere beplantingstypen onder meer vaste planten in openbaar groen kunnen worden toegepast.
Beheer: In principe is snoei niet nodig; eventueel na de bloei uitgebloeide bloeiwijze terugsnoeien; verdraagt verjongingssnoei; verjongt zich ook door middel van spontane afleggers (takken die op de grond liggen)
Wilde solitaire bijen:
  Tweekleurige zandbij Andrena bicolor  
  Vosje Andrena fulva  
  Rosse metselbij Osmia bicornis  
Dracht: nectar en vuilgeel/okerkleurig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
Viburnum tinus
 
Viburnum tinus in openbaar groen
 
Fragment
 
Bloeiwijze
 
Rosse metselbij parend
 
Rosse metselbij (mannetje)
 
Tweekleurige zandbij (vr) met paarse achtergrond
 
Tweekleurige zandbij
 
Tweekleurige zandbij
 
Tweekleurige zandbij
 
Vosje - Andrena fulva (vr & m)
 
Boomhommel
 
Bloeiwijze met honingbij --
 
Honingbij
 
Honingbij -
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Kleine vos
 
Kleine vos
 
Kleine vos
 
Gehakkelde aurelia